-
1 claim
n. aanspraak; vordering; bewering--------v. beweren; vorderen; aanspraak maken opclaim1[ kleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aanspraak ⇒ recht, claim, eis♦voorbeelden:have a claim on/to • verdienen, recht hebben oplay claim/make a claim to • aanspraak maken op————————claim21 een vordering indienen ⇒ een eis instellen, genoegdoening/schadevergoeding eisen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opeisen ⇒ aanspraak maken op, rechten doen gelden op2 beweren ⇒ verkondigen, stellen3 recht hebben op ⇒ verdienen, nodig hebben♦voorbeelden:the accident claimed six lives • het ongeluk eiste zes levensclaim back • terugvorderen3 claim attention • aandacht opeisen/verdienen -
2 the accident claimed six lives
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский